N.T.S.A.

De watertank moet een voldoende inhoud hebben om te voldoen aan de eisen. De pomp moet zo gekozen worden dat ze een nagenoeg vlakke debiet-druk karakteristiek heeft om drukwisselingen en waterslag in de leidingen te voorkomen. Wanneer meerdere pompen gecombineerd worden om een wisselend verbruik op te vangen, moeten bij uitval van één pomp, de resterende pompen samen de vereiste druk en het vereiste debiet kunnen leveren.

De elektrische voeding van de pomp(en) moeten rechtstreeks gekoppeld zijn aan het laagspanningshoofdverdeelbord op een eigen aftakking(en) en beveiligd tegen kortsluiting. De beveiliging tegen overbelasting mag achterwege gelaten worden. De aftakking(en) voor de pomp(en) dienen duidelijk geïdentificeerd, zodat zij in dienst kunnen gehouden worden, wanneer de stroomtoevoer voor andere toepassingen dient afgeschakeld te worden.

De energievoorziening van de pomp(en) moet zo uitgevoerd worden dat zij bij brand buiten het pomplokaal niet uitgeschakeld wordt. Is dit niet mogelijk, dan dient het netwerk voorzien te worden van een brandweerinlaat. Voor klasse 3 systemen dient een standaard (dubbele) brandweerinlaat voorzien te worden die stroomafwaarts van de pompen is geplaatst, en uitgerust is met een terugslagklep, zodat er geen water kan wegvloeien langs die weg.

Achter de algemene afsluitkraan is een manometer met driewegcontrolekraan aangebracht, die een druk tot 10 bar laat aflezen met een nauwkeurigheidsgraad van 0.2 bar (zie NBN EN 837-2). Op de watertank is een niveaumeting aangebracht met een alarm op 75% van het vereiste volume.

Indien de watertank gevoed wordt vanaf het drinkwaternet is de aansluiting op het waternet conform de vereisten van de norm EN 1717.